Jan Lauwers

Jan Lauwers (1957) is een kunstenaar die zowat elk medium hanteert. Hij studeerde schilderkunst aan de Kunstacademie van Gent. Eind 1979 verzamelde hij een aantal mensen rond zich in het Epigonenensemble. In 1981 werd deze groep omgevormd tot het collectief Epigonentheater zlv (zonder leiding van) dat het theaterlandschap verraste met een zestal theaterproducties. Hiermee schreef Lauwers zich in in de radicale vernieuwingsbeweging in Vlaanderen begin 1980 en brak internationaal door. Het Epigonentheater zlv bracht concreet, direct en sterk visueel theater met muziek en taal als structurerende elementen. Voorstellingen waren Reeds gewond en het is niet eens oorlog (1981), dE demonstratie (1983), Struiskogel (1983), Background of a Story (1984) en Incident (1985). Jan Lauwers ontbond dit collectief in 1985 en richtte Needcompany op, samen met Grace Ellen Barkey.
Sinds de oprichting van Needcompany in 1986 zijn zowel de werking als de groep performers uitgesproken internationaal. Elke productie werd sindsdien in meerdere talen gespeeld. De eerste Needcompany-producties, Need to Know (1987) en ça va (1989) waarvoor Needcompany de Mobil Pegasus Preis kreeg waren nog sterk visueel, maar in volgende producties wonnen de verhaallijn en een centraal thema aan belang, hoewel de fragmentarische opbouw behouden bleef. Jan Lauwers maakte verschillende Shakespeare-bewerkingen: Julius Caesar (1990), Antonius und Kleopatra (1992), Needcompany's Macbeth (1996), Needcompanys King Lear (2000) en Ein Sturm (2001, Deutsches Schauspielhaus Hamburg). Na de regie van Invictos (1991), de monoloog SCHADE/Schade (1992) en de opera Orfeo (1993), startte hij in 1994 de realisatie van een groot project waar hij voor het eerst volledig als auteur naar voor trad, The Snakesong Trilogy: Snakesong/Le Voyeur (1994), Snakesong/Le Pouvoir (1995) en Snakesong/Le Désir (1996). In 1998 bracht hij de herwerkte versie van de gehele Snakesong-trilogie op de planken.
In september 1997 werd hij gevraagd voor het theaterluik van Documenta X (Kassel). Hij creëerde er Caligula naar Camus, het eerste deel van de diptiek No beauty for me there, where human life is rare. Met Morning Song (1999), het tweede deel van de diptiek No beauty, wonnen Jan Lauwers en Needcompany een Obie-Award in New York. Op vraag van William Forsythe creëerde Jan Lauwers, in samenwerking met het Ballett Frankfurt de productie DeaDDogsDontDance/DjamesDjoyceDeaD (2000).
Images of Affection (2002) werd gecreëerd naar aanleiding van het 15-jarig bestaan van Needcompany. Onder de titel No Comment (2003) bracht Jan Lauwers drie monologen samen met een danssolo, geschreven door Charles Mee, Josse De Pauw en Jan Lauwers.
Een verzameling van enkele duizenden etnologische en archeologische objecten die Jan Lauwers vader heeft nagelaten, was de aanzet om het verhaal te vertellen van Isabella Morandi in de voorstelling De kamer van Isabella (2004) (Festival dAvignon). Deze voorstelling kreeg meerdere prijzen, waaronder de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap Cultuur 2006 in de categorie toneelliteratuur. In 2006 creëerde Jan Lauwers twee voorstellingen voor het Festival van Avignon: De Lobstershop, gebaseerd op een nieuwe tekst van zijn hand, en Alles is ijdelheid, een monoloog door Viviane De Muynck, gebaseerd op het gelijknamige boek met spraakmakende mémoires van Claire Goll.
Salzburger Festpiele nodigt Jan Lauwers in de zomer van 2008 uit om een nieuwe voorstelling te maken, Het Hertenhuis. Deze voorstelling vormt samen met De kamer van Isabella (2004) en De Lobstershop (2006) het laatste deel van de trilogie Sad Face/Happy Face. Deze trilogie werd voor het eerst integraal vertoond op de Salzburger Festspiele 2008.
Sinds 2009 is Needcompany artist-in-residence in het Burgtheater in Wenen. Jan Lauwers heeft een nieuwe tekst geschreven, De kunst der vermakelijkheid (2011) en brengt voor deze nieuwe voorstelling zijn Needcompany-ensemble en een aantal acteurs van het Burgtheater samen op de scène.

Bij Bebuquin verscheen: