Paul van Ostaijen
Paul van Ostaijen (1896-1928) beproefde in zijn korte leven een immense variëteit aan literaire genres, die hij doordesemde met de impuls van het nieuwe. Hij was de grote vernieuwer en experimentator in het Nederlandse taalgebied, die niet alleen de eigentijdse stromingen van de moderne poëzie, zoals het Franse kubisme en het Duitse expressionisme hier vertegenwoordigde, maar ook door zijn werk aan de ontwikkeling van deze stromingen heeft bijgedragen.
De lyrisch dichter en onverschrokken vormexperimentator bedreef ook theaterkritiek, boog zich over kunst en politiek en was een trefzeker essayist.
Van Ostaijen introduceerde het expressionisme in de Vlaamse letteren en evolueerde in zijn ontregelende grotesken naar een nihilistisch dadaïsme. Hij debuteerde in 1916 met de dichtbundel Music-Hall, in 1918 verscheen Het Sienjaal. Tot zijn invloedrijkste werk behoort de typografische en uiterst klankrijke poëzie uit Bezette Stad (1921) en De Feesten van Angst en Pijn (1921, postuum verschenen in 1928).
De lyrisch dichter en onverschrokken vormexperimentator bedreef ook theaterkritiek, boog zich over kunst en politiek en was een trefzeker essayist.
Van Ostaijen introduceerde het expressionisme in de Vlaamse letteren en evolueerde in zijn ontregelende grotesken naar een nihilistisch dadaïsme. Hij debuteerde in 1916 met de dichtbundel Music-Hall, in 1918 verscheen Het Sienjaal. Tot zijn invloedrijkste werk behoort de typografische en uiterst klankrijke poëzie uit Bezette Stad (1921) en De Feesten van Angst en Pijn (1921, postuum verschenen in 1928).
Bij Bebuquin verscheen: